Art. I. - DE KLANKEN De AA
De IE en OE.
§ 1. De verkeerde uitspraak in West-Vlaanderen. De ie-klank wordt bijna altijd lang aangehouden, ook waar hij kort zou moeten zijn, zooals in ziek en lied, of halflang, zooals in lief. Daarbij wordt de ie-klank, die enkelvoudig is, vóór r misvormd tot een soort tweeklank door het toevoegen van een doffen overgangsklank, een glijder. Aldus wordt « dier » uitgesproken als « dieer ». - Hetzelfde geldt voor den oe-klank : « boer » klinkt als « boeer », § 2. De goede Nederlandsche uitspraak. De ie-klank is doorgaans kort, (maar is toch niet heelemaal gelijk aan het Westvlaamsch van bijt = byt). De achtertong moet hooger zijn in bied dan in byt. De ie is halflang vóór f. Slechts lang vóór r. - Ziek, lied, vies ... kort ; - dief, lief, gerief ... halflang - mier, bier, hier ... lang. Hetzelfde voor den oe-klank. - Boek, snoes, boet ... kort - droei, loei, boel ... halflang - boer, koer, stoer ... lang. Dus doorgaans kort ; halflang vóór j en l ; slechts lang voor r. § 3. De genezing. Om de ie kort te leeren uitspreken, kan men vertrekken van de korte Westvlaamsche uitspraak van ij. B.v, « 't is e typ(e) ! » ; dan overgaan tot « diep », dat voller en een weinigje langer moet klinken dan « typ ». Om een enkelvoudigen klank te bekomen, houdt men den ie-klank lang aan al zingende en beëindigt men hem plots met de r : zoo wordt het glijden ontleerd en ook het vormen van een tweeklank. - Evenzoo voor oe. (Berquin p. 11) De EE en 00.
§ 1. De verkeerde uitspraak in West-Vlaanderen. Hier treffen we nagenoeg dezelfde fouten aan als voor de ie en de oe. De ee en oo, die tot tweeklanken verdraaid worden, noemen we de scherplange ee en oo. In het Brugsch wordt ee als è uitgesproken : « menère » voor « mijnheer » ; eveneens in enkele andere dialecten, vooral aan de kust. § 2. De genezing. Goed den mondstand bestudeeren. Dan dezelfde methodes toepassen als voor ie en oe. (Berquin, p. 13) DE VOORKLANKEN.
Art. II. DE TWEEKLANKEN.
Art. III -. DE GERUISCHEN.
De CH
De K
§ 1. Verkeerde uitspraak in West-Vlaanderen. In sommige gebieden van West-Vlaanderen, het meest in het Noord-Oosten, wordt de k middenin een woord zeer slecht uitgesproken en vervangen door een glottisslag : wekken wordt we'en, bakker wordt ba'er. § 2. De goede Nederlandsche uitspraak. juist boven hebben wij de vormingsplaats van de k aangetoond, nl. tusschen gewelfde achtertong en het zacht gehemelte. § 3. De genezing. Uitgaan van de k, die doorgaans goed uitgesproken wordt achteraan in het woord. Daarna de laatste lettergreep afgescheiden toevoegen. (Berquin, p. 20) De SCH - groep
§ 1. De verkeerde uitspraak in West-Vlaanderen. We kunnen vier gebieden onderscheiden.
In geen enkel Westvlaamsch dialect vinden we een juist uitgesproken sch. § 2. De goede Nederlandsche uitspraak. We laten hier buiten spraak de sch, die uitgesproken wordt als een eenvoudige s, als in de woorden : visch, menschen. Het gaat hier over het samengestelde geruisch sch. De geschreven groep sch beantwoordt aan twee wel onderscheiden geruischen a) eerst wordt een s gehoord, zooals in sier, b) vervolgens een ch (uitspreken als de Grieksche X), zooals in lachen. De groep sch beantwoordt dus, niet aan een enkelvoudig geruisch, maar aan een dubbel geruisch. § 3. De genezing. Als hoofdprincipe stellen we voorop : de moeilijkheid moet verdeeld worden. Aangezien sch uit twee geruischen bestaat, laten we ons eerst oefenen in de uitspraak van het eerste geruisch, s. en dan in de uitspraak van het tweede, ch. Iedereen kan de s goed uitspreken, uitgenomen de lispelaars. De goede uitspraak van de ch kan aangeleerd (zie boven). Wanneer wij er toe gekomen zijn de twee elementen goed uit te spreken, zullen we ons dan beijveren om de verbinding s + ch goed te doen. Een verdere splitsing van de moeilijkheid zal hierin bestaan, dat we eerst sch goed leeren uitspreken buiten alle verbindingen met andere geruischen, b.v. schieten ; daarna in verbindingen, b. v. schrijven, overschrijven ... (Berquin, p. 20-22) De G.
§ 1. Verkeerde uitspraak in West-Vlaanderen. Het Westvlaamsch kent de goede uitspraak van de g niet. Daarom kost het ons zoo'n moeite die aan te leeren. Maar het moet en het kan. We spreken de g slecht uit, omdat we die niet vormen op de plaats, waar ze moet gevormd worden. Onze g komt van veel te diep. De Westvlaamsche g wordt gevormd in het strottenhoofd door wrijving van de lucht tegen de wanden van de stemspleet (op de plaats waar de h waarschijnlijk gevormd wordt), of ook door wrijving tegen den achterkeelwand. Het gevolg is. dat onze Westvlaamsche g bijna de Nederlandsche h is. § 2. De goede Nederlandsche uitspraak. De g van het Nederlandsch wordt gevormd door schuring of wrijving van de lucht, die uit de longen komt, tusschen het zacht gehemelte eenerzijds en de gewelfde achtertong anderzijds (zie hetgeen gezegd werd over de ch). § 3. De genezing. Het eerste, dat moet gedaan worden, is zich bewust maken, waar de g juist moet gevormd worden. M. a. w. eerst moet de g ontdekt worden. Dat is het voornaamste. Dit kan geschieden op velerlei manieren : men kan uitgaan, ofwel van het feit dat g aan het zacht gehemelte gevormd wordt, ofwel van het feit, dat ze stemhebbend is, ofwel van het feit, dat ze in nauwe betrekking staat met k, ch en de Fransche g. ofwel ook door uit te gaan van de groep « gde ». Eens de Nederlandsche g ontdekt, moet inoefening volgen. (Berquin, p. 26) De H.
§ 1. De toestand in West-Vlaanderen. In ons dialectisch spraakgebruik wordt geen h gehoord, waar het Nederlandsch er een schrijft. « In den hemel » luidt als « in den emel ». Wanneer we dan Nederlandsch praten, spreken we zeer dikwijls een h uit, waar er geen mag gehoord worden, en laten we die wegvallen, waar ze moet uitgesproken worden. Zoo zal een student wel eens zeggen of lezen : « Door alle heeuwen een ». Daarbij, onze h is doorgaans te zwaar. De Westvlaming, die zich beijvert om Nederlandsch te spreken, spreekt ook te veel uit naar de geschreven letter. Aldus zal hij zelfs de h laten hooren in het begin van de woordjes hun, hen, haar, hij, hem.... terwijl het Nederlandsch in die woordjes de h dán slechts laat hooren, wanneer ze den nadruk krijgen : « Dit huis is noch van hém, noch van háár ; het is het ónze ». Dat zijn de drie hoofdfouten. § 2. De goede Nederlandsche uitspraak. Om goed Nederlandsch te spreken moeten we overal de h uitspreken, waar die geschreven staat. Er zijn twee uitzonderingen : a) de h wordt niet gehoord in enkele woorden thuis, thans, mijnheer, boterham, thee, rhythme... b) ook niet in het lidwoord het en in het voornaamwoord : hij, hem, het, haar, ben, tenzij de nadruk gelegd wordt op dit lidwoord of voornaamwoord. § 3. De genezing. De vormingsplaats van de h is het strottenhoofd : de lucht schuurt tegen de wanden van de stemspleet. De h komt dus van tamelijk diep, Wij, Westvlamingen, kunnen de h uitspreken. Als wij op zijn Westvlaamsch de woordjes God, Brugge... uitspreken, dan laten wij daaromtrent een h hooren, waar de g geschreven staat. God spreken wij uit als hod. Brugge als Bruhe. Een voor de hand liggend geneesmiddel zal dus hierin bestaan : dat we overal, waar in het Nederlandsch h moet staan, een Westvlaamsche g laten hooren.
De NG.
§ 1. Verkeerde uitspraak in West-Vlaanderen. Het is wonder, hoe bijna alle onderdialecten van het Westvlaamsch de ng bezitten, en hoe toch veel Westvlamingen, die Nederlandsch willen spreken, de ng op twee manieren mis uitspreken : a) te midden het woord wordt de ng-groep soms als twee geruischen gehoord i. pi. v. één enkel : zingen wordt dan zin-gen (vooral in het Zuid-Oosten) ; b) op het einde van een woord wordt de ng als k gehoord (algemeen verschijinsel in het dialect) : koning wordt uitgesproken als konink. Soms wordt op het einde nch geplaatst, doch eerder zelden. § 2. De goede Nederlandsche uitspraak. De ng beantwoordt altijd aan één enkelvoudig neusgeruisch. De achtertong is gewelfd tot tegen het zacht gehemelte. De luchtstroom ontsnapt door de neusholte. § 3. De genezing. Ga uit van onomatopeeën, die in het dialect bestaan. Een ander middel : onderbreek woorden met nk tusschen de n én de k ; het geruisch, dat beantwoordt aan de n is eigenlijk geen n, maar een ng. (Berquin, p. 34) De L.
§ 1. Verkeerde uitspraak in West-Vlaanderen. Onder den invloed van het dialect, dat op vele plaatsen mé(é)k zegt voor melk, bó(ó)ke voor balk, hebben wij soms moeite om in ons Algemeen Beschaafd de l in bepaalde posities goed uit te spreken. Dat gebeurt het meest vóór een geruisch, o. m. vóór de k, volk, verwelken... en vóór de s, hulsel, Pilsen... § 2. De goede Nederlandsche uitspraak. Bij de l kleeft de tongpunt als het ware een moment aan het harde gehemelte. (Spreek eens duidelijk bal uit). Als wij mé(é)k zeggen, is daar geen kwestie van. § 3. De genezing. Eerst oefenen met l achteraan ; dan vóór een moeilijk geruisch, desnoods met tusschenvoeging van een doffe e. (Berquin, p. 36) SLAPPE ARTICULATIE. - EINDARTICULATIES.
§ 1. De toestand in West-Vlaanderen. Enkele kleine gewesten uitgezonderd (b.v. het Brugsche) articuleeren wij veel te weinig. Onze lippen liggen slap ; de mondstand is niet voldoende ; bijna geen spierenbeweging. Deze fout komt nog het sterkst naar voren bij de eindarticulaties, geheel in het bijzonder bij de uitspraak van de eind-en : loopn, komn, beestn. In bepaalde streken zelfs laat men bijna alle eindgeruischen weg (b.v. in het Kortrijksche). § 2. De juiste Nederlandsche uitspraak. Doorgaans worden alle geruischen gearticuleerd, ook de eindgeruischen. Tegenover de eind-en kunnen twee houdingen aangenomen worden : - ofwel kan men als regel nemen : elke eind-en wordt uitgesproken ; - ofwel kan men zich houden aan een anderen regel : over 't algemeen wordt de eind-en niet uitgesproken, drie gevallen uitgezonderd : wanneer de eind-en vóór een klank staat oogen ope(n); in geijkte uitdrukkingen : ten, beste, ten uwen gerieve ; in plechtige taal. Die laatste manier van doen wint meer en meer veld, maar klinkt voor Westvlaamsche ooren soms gemaakt. § 3. De verbetering. Alle Westvlamingen, die goed Nederlandsch willen spreken, moeten ARTICULATIEOEFENINGEN doen. (Berquin, p. 37) Art. IV. - DE ASSIMILATIE.
§ 1. Verkeerde uitspraak in West-Vlaanderen. In het Nederlandsch, zooals in de 'andere talen, beinvloeden de gesproken woorden of woorddeelen mekaar, wanneer ze naast mekaar komen te staan. Deze beïnvloeding wordt assimilatie genoemd. In het Westvlaamsch komt de assimilatie niet altijd overeen met de Nederlandsche. a) de Nederlander zegt : Goddezoon (een d wordt gehoord, maar slechts ééne) ; wij zeggen : Gottezoon (een t). - Besluit : vóór een d hebben wij zeer dikwijls een foutieve assimilatie ; dit gebeurt het meest, wanneer een t vóór een d komt (zitdag), of twee dd's samenkomen (God de Zoon) b) de Nederlander zegt : waarom weent (h)et meisje ? (er wordt een t gehoord) ; wij zeggen : waarom weend het meisje ? (er wordt een d gehoord). - Besluit : de vervoegings-t van de werkwoorden assimileeren wij mis met (h)et, (h)ij, ie en er, die er op volgen ; c) omdat wij, Westvlamingen, de h niet aanblazen, hebben we soms een foutieve assimilatie vóór de h : daghuur ('t moet zijn dachhuur), bandhond ('t moet zijn banthond). Er zullen misschien wel nog gevallen zijn, waar wij mis assimileeren ; de bovenvermelde zijn toch de meest in het oog springende. Merk nochtans wel op, dat we doorgaans juist assimileeren en dat het dus volstrekt mis zou zijn, moesten we willen naar de geschreven letter spreken en zeggen b.v. « dag vriend », waar het moet zijn : « dachfrient ». Doorgaans kunnen we dus onze toevlucht nemen tot het dialect om ons te vergewissen, hoe we, moeten assimileeren. § 2. De goede Nederlandsche uitspraak. Hier kunnen we moeilijk volledig de assimilatieregels geven. We formuleeren enkel drie regeltjes, om die te stellen tegenover de drie Westvlaamsche fouten : 1 - vóór b en d wordt altijd de stemhebbende gehoord (geen t, maar d ; geen p, maar b ; geen s, maar z...); 2. de vervoegings-t van de werkwoorden wordt als t gehoord vóór de woordjes : (h)et, (h)ij, ie en er 3. vóór de h worden enkele geruischen stemloos. -Voor de volledige assimilatieregels verwijzen wij naar de volledige handboeken. § 3. De genezing. Oefeningen. (Berquin, p. 38-39) |
|
Quoted from: K. Berquin, Westvlaamsche Uitspraakfouten en hun Genezing, 1940, Torhout, Firma Becelaere, 41 pp |